Kenmerken van de MIDI-recorder en audiorecorder

De Digitale Piano heeft twee opname-opties: een MIDI-recorder en een audiorecorder. Afhankelijk van het type gegevens dat u wilt opnemen of weergeven, moet u de [Replayer/Recorder] instelling omschakelen tussen <MIDI-recorder>, <Audiorecorder (USB-drive)> en <Audiorecorder (intern)>.

Opnamekenmerken

MIDI-recorder

De uitvoeringen worden omgezet naar MIDI-gegevens en opgenomen op twee sporen (gegevensdomein waar uitvoeringen worden opgenomen) in het interne geheugen.

Figure

U kunt ook:

Het spoor voor het rechterhandgedeelte opnemen terwijl het spoor voor het linkerhandgedeelte wordt weergegeven.

Figure

Audiorecorder

U kunt uw uitvoering als audiogegevens opnemen in het interne geheugen of op een USB flash-drive.

Figure

U kunt ook:

Opnemen van een uitvoering tijdens weergave van een melodie opgenomen met de MIDI-recorder

Figure

Weergavekenmerken

MIDI-recorder

Het spoor voor het linkerhandgedeelte en het spoor voor het rechterhandgedeelte kunnen worden weergegeven (één spoor of beide sporen tegelijk).

U kunt ook:

Op het toetsenbord meespelen met de weergave van het spoor voor het linkerhandgedeelte en het spoor voor het rechterhandgedeelte.

Figure

Veranderen van het tempo van een opname

U kunt bijvoorbeeld met een langzaam tempo opnemen en dan met een sneller tempo weergeven.

  • Het tempo dat is ingesteld voor het spoor voor het linkerhandgedeelte wordt ook toegepast op het spoor voor het rechterhandgedeelte.

Audiorecorder

Hiermee kunt u de audiogegevens in het interne geheugen of van een USB flash-drive weergeven.

U kunt ook:

Op het toetsenbord spelen terwijl de audiogegevens worden weergegeven.

Figure