Bediening van de tiptoetsen

Wanneer de Digitale Piano wordt ingeschakeld, lichten de tiptoetsen op de panelen (linker paneel en voorpaneel) op. Als er gedurende 15 seconden geen bediening wordt uitgevoerd, dooft de verlichting van het paneel. Wanneer de verlichting uit is, zullen de tiptoetsen weer oplichten zodra u het paneel aanraakt.

U kunt het aantal seconden voordat de verlichting van het paneel dooft veranderen en u kunt ook instellen dat de verlichting helemaal niet dooft.

Zie “Instellingen voor de paneelverlichting” voor verdere informatie.

Figure

Wanneer de tiptoetsen niet reageren

  1. Schakel de Digitale Piano uit.

  2. Houd de C8 klaviertoets (de meest rechtse klaviertoets) ingedrukt en druk dan op de “P(aan/uit)” toets.

    • Laat de C8 klaviertoets niet los voordat de Digitale Piano is ingeschakeld en de tiptoetsen beginnen te knipperen.

      U kunt de “P(aan/uit)” toets loslaten.

    • De gevoeligheid van de tiptoetsen is op hoog ingesteld.

Bediening van alleen de tiptoetsen

Als u een toets aantikt (stevig met het puntje van uw vinger aantikken en meteen loslaten), wordt de functie van die toets uitgevoerd.

Linker paneel

Toets

Functie

SOUND MODE

Schakelt om tussen <Aan> en <Uit> voor [Zaalsimulator/Nagalm] en [Surround].

SCENE

Roept de instellingen op voor [SCENE] (standaardinstelling is <Voorkeuzescène 1>).

a

Starten en stoppen van melodieën en opnamen.

0(opname)

Wordt gebruikt om uitvoeringen op te nemen.

TONE

De laatste toon die met het toetsenbord is geselecteerd (BERLIN GRAND is de standaardinstelling) wordt geselecteerd.

Voorpaneel

Toets

Functie

BERLIN GRAND

Selecteert de <BERLIN GRAND> toon.

HAMBURG GRAND

Selecteert de <HAMBURG GRAND> toon.

VIENNA GRAND

Selecteert de <VIENNA GRAND> toon.

METRONOME

De metronoom start (of stopt).

Bediening van de tiptoetsen in combinatie met de klaviertoetsen

Door de tiptoetsen (behalve de “0(opname)” toets en de toetsen op het voorpaneel) en de klaviertoetsen in combinatie te gebruiken, kunt u diverse instellingen veranderen.

Rechtstreeks selecteren van een instelwaarde (bedieningstype A)

Voorbeeld: Selecteren van een toon

  1. Houd de “TONE” toets ingedrukt en druk dan op een van de C{3 t/m E}6 klaviertoetsen (Toonselectie).

    • Zie “Toonlijst” voor de tonen die voor elke klaviertoets beschikbaar zijn.

      Figure
    • De visuele informatiebalk knippert op de plaats (bij benadering) van de geselecteerde waarde.

      Figure

Gebruik van de +/– klaviertoetsen om de instelwaarde met 1 te verhogen of verlagen (bedieningstype B)

Voorbeeld: Instellen van het tempo

  1. Houd de “SCENE” toets ingedrukt en druk dan op de B2 klaviertoets (tempo –)/C3 klaviertoets (tempo +).

    • De tempo-instelling wordt met 1 verhoogd of verlaagd.

      Figure
    • De visuele informatiebalk knippert op de plaats (bij benadering) van de geselecteerde waarde. (Meest links: minimumwaarde, Meest rechts: maximumwaarde)

      Figure

Invoeren van instelwaarden met de klaviertoetsen 0 t/m 9 (bedieningstype C)

Voorbeeld: Instellen van het tempo

  1. Houd de “SCENE” toets ingedrukt en druk dan op een klaviertoets van A0 t/m F{1 (tempo-instelling).

    • Het tempo kan worden ingesteld tussen 20 en 255 (maatslagen per minuut).

      Figure
    • De visuele informatiebalk knippert op de plaats (bij benadering) van de geselecteerde waarde. (Meest links: minimumwaarde, Meest rechts: maximumwaarde)

      Figure

In-/uitschakelen of veranderen van instelwaarden met behulp van een enkele klaviertoets (bedieningstype D)

Voorbeeld: Bediening van de toetsen vergrendelen

  1. Houd de “FUNCTION” toets ingedrukt en druk dan op de C8 klaviertoets (Paneelvergrendeling).

    Figure
    • De visuele informatiebalk knippert op de plaats (bij benadering) van de geselecteerde waarde. (Links: Uit, Midden: Aan, Rechts: Automatisch)

      Figure
    • Zie “Paneelvergrendeling” voor verdere informatie.

In de paraatstand zetten en uitvoeren bij de volgende druk op de klaviertoets (bedieningstype E)

Voorbeeld: Uitvoeren van een fabrieksreset

  1. Houd de “FUNCTION” toets ingedrukt en druk dan op de A0 klaviertoets (Fabrieksreset) om de paraatstand in te schakelen.

    Figure
    • Om het proces uit te voeren, mag u de tiptoets niet loslaten en voert u de bediening uit beschreven in stap 2.

    • Als de tiptoets in de paraatstand wordt losgelaten, zal de functie niet worden uitgevoerd (de bediening komt te vervallen).

  2. Blijf de “FUNCTION” toets ingedrukt houden en druk dan op de C1 klaviertoets (Uitvoeren) om het proces uit te voeren.

    Figure
    • Laat de tiptoets na het uitvoeren van stap 2 los.

    • De verwerking kan even duren. Wacht totdat het proces is voltooid.