Naar inhoud gaan

CASIO

Gebruiksaanwijzing

 Menu

Matrixberekeningen

Gebruik de Matrix-app om berekeningen uit te voeren met matrices met maximaal 4 rijen en 4 kolommen.

Algemene procedure om matrixberekeningen uit te voeren

Om een matrixberekening uit te voeren, gebruikt u de speciale matrixvariabele (MatA, MatB, MatC, MatD) zoals in het onderstaande voorbeeld.


Voorbeeld 1: Om te berekenen

Voor vermenigvuldigingen (Matrix 1 × Matrix 2) moet het aantal kolommen in Matrix 1 overeenstemmen met het aantal rijen in Matrix 2. Anders treedt er een fout op.


1. Druk op , selecteer het app-pictogram Matrix en druk vervolgens op .

Het scherm voor matrixberekeningen wordt weergegeven.

2. Druk op .

Nu verschijnt het scherm met de lijst met matrixvariabelen.

Voor details over de inhoud van het scherm met de lijst met matrixvariabelen en informatie over hoe een matrixvariabele moet worden opgeslagen, of bewerkt of over andere bewerkingen, zie “Scherm met de matrixlijst”.

3. Voer de onderstaande stappen uit om op te slaan voor MatA.

(1) Selecteer [MatA:] en druk vervolgens op .

Het instellingsscherm voor de matrixgrootte verschijnt nu (oorspronkelijke standaardinstelling: 2 rijen, 2 kolommen).

(2) Hier willen we een 2×2 matrix opslaan, selecteer dus [Confirm] en druk vervolgens op .

De matrixeditor verschijnt voor het invoeren van de elementen van de 2×2 matrix voor MatA.

(3) Voer de elementen in van MatA.

  • 2111

(4) Druk op , of om terug te gaan naar het matrixberekeningsscherm.

4. Voer de onderstaande stappen uit om op te slaan voor MatB.

(1) Druk op , selecteer [MatA:] en druk vervolgens op .

(2) Selecteer [Confirm] en druk vervolgens op .

(3) Voer de elementen in van MatB.

  • 2((-))1((-))12

(4) Druk op , of om terug te gaan naar het matrixberekeningsscherm.

5. Invoer MatA×MatB.

  • – [Matrix] > [MatA]
    – [Matrix] > [MatB]

6. Druk op .

Nu verschijnt het scherm (Antwoordgeheugen van matrix) met het berekeningsresultaat.

Voor details over MatAns, zie “Antwoordgeheugen van matrix (MatAns)”.

Door te drukken op wanneer het scherm MatAns wordt weergegeven, gaat u terug naar het matrixberekeningen en wordt de berekeningsexpressie gewist. Door te drukken op of gaat u terug naar status invoer van berekeningsexpressie voltooid in stap 5 van deze procedure.


Opmerking

Wanneer de matrixeditor of het scherm MatAns wordt weergegeven, kunt u de op dat moment weergegeven waarde opslaan voor een variabele. Wanneer het matrixberekeningsscherm wordt weergegeven en er een waarde voor het berekeningsresultaat op het scherm staat, kunt u het weergegeven berekeningsresultaat opslaan voor een variabele. Raadpleeg “Variabelen (A, B, C, D, E, F, x, y, z)” voor meer informatie over variabelen.

Scherm met de matrixlijst

Het scherm met de lijst met matrixvariabelen is het toegangsportaal dat u zou moeten gebruiken wanneer u een matrix wilt opslaan in een matrixvariabele MatA, MatB, MatC of MatD of een voordien opgeslagen matrix wilt bewerken. De status van elke matrixvariabele wordt aangegeven zoals in het onderstaande voorbeeld.

(1) 2×2
Geeft aan dat een 2×2 matrix is opgeslagen voor de matrixvariabele.

(2) None
Geeft aan dat er niets is opgeslagen voor de matrixvariabele.


Weergeven van scherm met de lijst met matrixvariabelen

Afhankelijk van het weergegeven scherm voert u een van de volgende bewerkingen uit.

Wanneer het matrixberekeningsscherm wordt weergegeven:
Druk op .

Wanneer de matrixeditor of het scherm MatAns screen wordt weergegeven:
Druk op , selecteer [Define Matrix] en druk vervolgens op .


Nieuwe data opslaan voor een matrixvariabele

Voorbeeld 2: Om de 2×3 matrix op te slaan

1. Wanneer het matrixberekeningsscherm wordt weergegeven, drukt u op om het scherm met de lijst met matrixvariabelen weer te geven.

2. Selecteer de matrixvariabele (MatA, MatB, MatC of MatD) waarvoor u de nieuwe gegevens wilt opslaan en druk op .

Als u een matrixvariabele hebt geselecteerd met de status “None”, ga dan naar stap 4 van deze procedure.

Als u een matrixvariabele hebt geselecteerd waarvoor al een matrix is opgeslagen, verschijnt er een menuscherm. Ga naar stap 3.

3. Selecteer [Define New] en druk op .

4. In het scherm “Matrix Size?” dat verschijnt specificeert u het aantal rijen en kolommen in de matrix.

Om een 2×3 matrix te specificeren, volgt u de onderstaande stappen.

(1) Selecteer [Rows] en druk vervolgens op . Selecteer in het menu dat verschijnt [2 Rows] en druk vervolgens op .

(2) Selecteer [Columns] en druk vervolgens op . Selecteer in het menu dat verschijnt [3 Columns] en druk vervolgens op .

5. Wanneer de specificaties voor rijen en kolommen zijn zoals u dat wenst, selecteert u [Confirm] en drukt u op .

Hier wordt de matrixeditor weergegeven.

6. Voer de elementen in van de matrixvariabele.

  • 10((-))1
    0((-))11

7. Druk op , of om terug te gaan naar het matrixberekeningsscherm.


Opmerking

De inhoud van de matrixvariabele wordt bewaard, zelfs als u op drukt, de calculator-app wijzigt of de calculator uitschakelt. Door een van de onderstaande bewerkingen uit te voeren, wordt de inhoud van alle matrixvariabelen gewist.

- – [Reset] > [Settings & Data]

- – [Reset] > [Initialize All]


Gegevens van matrixvariabele bewerken

1. Wanneer het matrixberekeningsscherm wordt weergegeven, drukt u op om het scherm met de lijst met matrixvariabelen weer te geven.

2. Selecteer de matrixvariabele (MatA, MatB, MatC of MatD) die u wilt bewerken en druk op .

3. Selecteer in het menu dat verschijnt [Edit] en druk vervolgens op .

Hier wordt de matrixeditor weergegeven.

4. Gebruik de matrixeditor om de elementen van de matrix te bewerken.

Verplaats de cursor naar de cel met het element dat u wilt wijzigen, voer de nieuwe waarde in en druk op .

5. Druk op , of om terug te gaan naar het matrixberekeningsscherm.


Inhoud van matrixvariabele (of MatAns) kopiëren

1. Open de matrixeditor of het scherm MatAns screen van de matrixvariabele die u wilt gebruiken als bron om te kopiëren.

Om de matrixeditor weer te geven, voert u stappen 1, 2 en 3 uit in “Gegevens van matrixvariabele bewerken”.

Om het scherm MatAns weer te geven, voert u de onderstaande stappen uit wanneer het matrixberekeningsscherm wordt weergegeven.
– [Matrix] > [MatAns]

2. Selecteer de kopieerbestemming van de matrixvariabele.

Bijvoorbeeld: om MatD te kopiëren, voert u de volgende bewerking uit: – [Store] > [MatD].

Nu verschijnt de matrixeditor met de inhoud van de kopieerbestemming.

3. Druk op , of om terug te gaan naar het matrixberekeningsscherm.

Antwoordgeheugen van matrix (MatAns)

Wanneer het resultaat van een berekening uitgevoerd in de Matrix-app een matrix is, zal het scherm MatAns verschijnen met het resultaat. Het resultaat zal ook worden opgeslagen voor een variabele met de naam “MatAns”.


De MatAns-variabele kan worden gebruikt in berekeningen zoals die wat hieronder beschreven zijn.

Om de MatAns-variabele in te voeren in een berekening, gaat u als volgt te werk: – [Matrix] > [MatAns].

Door te drukken op een van de volgende toetsen wanneer het scherm MatAns wordt weergegeven, gaat u automatisch naar het matrixberekeningsscherm, waar “MatAns” wordt gevolgd door de operator of de functie van de toets waarop u gedrukt hebt: , , , , , , , (), ().


Opmerking

De inhoud van MatAns wordt bewaard, zelfs als u drukt op of de calculator uit zet. Door een van de onderstaande bewerkingen uit te voeren, zal de inhoud van MatAns worden gewist.

- Terugkeren naar het scherm HOME en een andere calculator-app starten

- Uitvoeren van – [Reset] > [Settings & Data]

- Uitvoeren van – [Reset] > [Initialize All]

Voorbeelden van matrixberekeningen

De onderstaande voorbeelden gebruiken MatA = , MatB = , MatC = , MatD = .


Voorbeeld 3: Om twee matrices op te tellen (MatA + MatB)

  • – [Matrix] > [MatA]
    – [Matrix] > [MatB]

Opmerking

De twee matrices moeten dezelfde groottes hebben om te worden opgeteld of afgetrokken. Er treedt een fout op als u probeert matrices op te tellen of af te trekken met verschillende groottes.


Voorbeeld 4: Om de tweede of de derde macht te berekenen van MatA (MatA2, MatA3)

  • – [Matrix] > [MatA] – [Matrix] >
    [Matrix Calc] > [Matrix Squared]
  • – [Matrix] > [MatA] – [Matrix] >
    [Matrix Calc] > [Matrix Cubed]

Voorbeeld 5: Om MatA (MatA-1) om te keren


  • – [Matrix] > [MatA] – [Matrix] >
    [Matrix Calc] > [Inverse Matrix]

Opmerking

Alleen vierkante matrices (zelfde aantal rijen en kolommen) kunnen worden omgekeerd. Als er getracht wordt een matrix om te keren die niet vierkant is, treedt er een fout op.

Een matrix met een determinant van nul kan niet worden omgekeerd. Als er getracht wordt een matrix om te keren met een determinant van nul, treedt er een fout op.

Matrices met een determinant dicht bij nul zijn minder nauwkeurig.


Voorbeeld 6: Om de determinant te krijgen van MatA (Det(MatA))


  • – [Matrix] > [Matrix Calc] >
    [Determinant] – [Matrix] > [MatA]

Opmerking

Determinanten kunnen alleen worden verkregen voor vierkante matrices (zelfde aantal rijen en kolommen). Als er getracht wordt een determinant te verkrijgen voor een matrix die niet vierkant is, treedt er een fout op.


Voorbeeld 7: Om de transpositie te krijgen van MatC (Trn(MatC))

  • – [Matrix] > [Matrix Calc] >
    [Transposition] – [Matrix] > [MatC]

Voorbeeld 8: Om een 2 × 2 identiteitsmatrix te maken en deze op te tellen bij MatA (Identity(2) + MatA)

  • – [Matrix] > [Matrix Calc] > [Identity]
    2 – [Matrix] > [MatA]

Opmerking

U kan een waarde specificeren van 1 tot 4 als het argument voor het Identity-commando (aantal dimensies).


Voorbeeld 9: Om de absolute waarde te krijgen van elk element van MatC (Abs(MatC))

  • – [Numeric Calc] > [Absolute Value]
    – [Matrix] > [MatC]
Begin van pagina