Direct naar inhoud

Breukberekeningen

Voorbeeld 1: 23 + 15 = 1315

  • 2315

Voorbeeld 2: 314 + 123 = 41112

  • 314123

Voorbeeld 3: 12 + 1,6 = 2,1

  • 1216
  • 2,1

Opmerking

Waarden worden automatisch als een decimaal getal weergegeven wanneer het aantal cijfers van een breuk (geheel getal + teller + noemer + scheidingstekens) groter is dan 10.

De resultaten van berekeningen die breuken en decimale waarden mengen, zijn altijd decimaal.

Omzetting Decimaal ↔ Breuk

Om een berekeningsresultaat tussen breuken en het decimale formaat te wisselen:
Druk op .


Voorbeeld 1: 2,75 = 234 (Decimaal → Breuk)

  • 275
  • = 114 (d/c)

Voorbeeld 2: 12 ↔ 0,5 (Breuk ↔ Decimaal)

  • 12

Omzetting Gemengde breuk ↔ Onechte breuk

Om een berekeningsresultaat tussen onechte breuken en echte breuken te wisselen:
Druk op (d/c).


Voorbeeld 1: 12353

  • 123
  • (d/c)
  • (d/c)

Opmerking

U kunt het scherm met weergave-instellingen (Disp) gebruiken om het weergaveformaat te specificeren wanneer een breuk als resultaat groter is dan één.

Om de breukweergave-indeling te wijzigen, drukt u een aantal keer op de toets tot u het hieronder getoonde configuratiescherm bereikt.

Geef het selectiescherm weer.

(Disp)

Druk op de cijfertoets ( of ) voor de instelling die u wilt gebruiken.

(ab/c): Gemengde breuk
(d/c): Onechte breuk

Er doet zich een fout voor als u een gemengde breuk probeert in te voeren wanneer de weergave-indeling d/c is geselecteerd.

deze pagina afdrukken
Terug naar boven