fx-ESPLUS-serie / fx-ES-serie
- V10
- Hoe werkt de [MODE]-toets?
- A10
- Met de [MODE]-toets kan een modus worden geselecteerd, zoals hieronder staat beschreven.
Belangrijk!
De volgende beschrijving is een algemene beschrijving van de modi van de wetenschappelijke rekenmachine. Het kan zijn dat niet alle modi die hier worden beschreven, op uw rekenmachine beschikbaar zijn.
1) Berekeningsmodi
Voordat u een berekening gaat uitvoeren, moet u eerst de desbetreffende berekeningsmodus selecteren.
COMP: rekenkundige basisberekeningen
(rekenkundige bewerkingen, trigonometrische functies, enzovoort)
COMPLEX: berekeningen met complexe getallen
STAT: statistische berekeningen
BASE-N: berekeningen met het binaire, octale, decimale en hexadecimale getalsysteem
MATRIX: matrixberekeningen (determinanten, enzovoort)
VECTOR: vectorberekeningen
EQN: vergelijkingen tot de n-de graad, gelijktijdige vergelijkingen
TABLE: genereren van een getaltabel op basis van een of twee functies
2) MthIO/LineIO-instellingen
specificeert het weergaveformaat.
MthIO-MathO of MthIO geeft invoer en resultaten van berekeningen weer in dezelfde notatie als op papier.
MthIO-LineO geeft invoer weer zoals MathO, maar de resultaten van berekeningen worden lineair weergegeven.
(alleen bij de ES PLUS-serie)
Bij LineIO worden breuken en expressies op een enkele regel weergegeven.
3) Weergave-instellingen
Met deze instellingen kunt u opgeven hoe de resultaten van berekeningen worden weergegeven.
Het wijzigen van de Fix- en Sci-instellingen heeft geen effect op de resultaten van interne berekeningen.
Norm: exponentieel weergaveformaat en annuleert de geconfigureerde Fix- en Sci-instellingen.
Fix: specificeert een vast aantal cijfers achter de decimale komma.
Sci: specificeert een vast aantal significante cijfers.
4) Instelling van de hoekeenheid
(90°=π/2 radialen=100 gradiënten)
Deg: Degrees (Graden)
Rad: Radians (Radialen)
Gra: Grads (Gradiënten)