Met de [MODE]-toets kan een modus worden geselecteerd, zoals hieronder staat beschreven.
Belangrijk!
De volgende beschrijving is een algemene beschrijving van de modi van de wetenschappelijke rekenmachine. Het kan zijn dat niet alle modi die hier worden beschreven op uw rekenmachine beschikbaar zijn.
1) Berekeningsmodi Voordat u een berekening gaat uitvoeren, moet u eerst de desbetreffende berekeningsmodus selecteren.
SD: statistische berekeningen met één variabele
(voorbeeld standaarddeviatie, enzovoort)
LR of REG: statistische berekeningen met gekoppelde variabele
(lineaire regressie statistische berekeningen, enzovoort)
BASE of BASE-n: berekeningen in het binaire, octale, decimale, hexadecimale getalsysteem
MAT of MATRIX: matrixberekeningen (determinanten, enzovoort)
VCT of VECTOR: vectorberekeningen
EQN: vergelijkingen tot de n-de graad, gelijktijdige vergelijkingen
TABLE: genereren van een getaltabel op basis van een of twee functies
2) Weergave-instellingen
Met deze instellingen kunt u opgeven hoe de resultaten van berekeningen worden weergegeven.
Het wijzigen van de Fix- en Sci-instellingen heeft geen effect op de resultaten van interne berekeningen.
Norm: exponentieel weergaveformaat en annuleert de geconfigureerde Fix- en Sci-instellingen.
Fix: specificeert een vast aantal cijfers achter de decimale komma.
Sci: specificeert een vast aantal significante cijfers.
3) Instelling van de hoekeenheid
(90°=π/2 radialen=100 gradiënten)
Deg: Degree (Graden)
Rad: Radian (Radialen)
Gra: Grads (Gradiënten)
4) Engineering-modus
Gebruik deze modus wanneer u met behulp van ingenieursymbolen berekeningen wilt invoeren en uitvoeren.